zondag 21 oktober 2007

Jan Wolkers en voetbal!

Jan Wolkers is afgelopen vrijdag overleden. Ik denk dat de meeste dames van zowel het eerste als tweede wel eens wat van hem hebben gelezen, ook al was het verplicht op school. Maar had Jan ook wat met voetbal?


Ja, zelf speelde hij in zijn jeugd bij ASC in Oegstgeest. Ook schreef hij over voetbal. Zie bijvoorbeeld hieronder:




Fragment uit het verhaal "De Knieën van Jacquet" gepubliceerd in Hard Gras nr.3.

In ons dorp, achter de winkelstraat, was een voetbalveld midden tussen de huizen zodat je van de balkons af de wedstrijden gratis kon volgen, waar op zaterdagmiddag een amateurclub A.S.C. voetbalde, wat een afkorting was van Ajax-Sportman-Combinatie. De clubkleuren waren rood-zwart zodat ze hemden hadden met verticale roodzwarte banen. Helaas geen witte broek maar een zwarte, en behoorlijk slobberig en lang zoals dat toen gewoon was. In zo`n lap van een broek zou je een voetballer van tegenwoordig gemakkelijk van top tot teen kunnen opsluiten. Toen we een jaar of veertien waren en we het straatvoetbal min of meer afgezworen hadden - waarschijnlijk omdat we als we er nog langer mee doorgegaan zouden zijn, we allemaal in het krankzinnigengesticht Endegeest of in het invalidenwagentje terecht zouden zijn gekomen - gingen we daar altijd kijken als er een wedstrijd was. Omdat we geen geld hadden om een kaartje te kopen bij het wrakke uitgeloogde keetje bij de ingang van het veld, slopen we door de brandgang die langs de achtertuinen van de huizen opzij van het veld liep tot we achter de overdekte bisonkleurige tribune waren, waar een wirwar van braamstruiken het kapotte prikkeldraad aan het oog onttrok. Schrammen van bramen over je benen waren minder diepgravend dan de gekartelde krassen van roestig prikkeldraad. Door de grote vierkante luchtgaten in de achterwand van de tribune - waardoor de damp van de opwinding en de stank van het werkeloze steuntrekkersvolk konden ontsnappen - die vlak onder het schuine met asfaltpapier beklede dak zaten klonken al rauwe stemmen op en soms een soort massaal gehijg of het geluid van van een grote ademnood bij een spannend moment, alsof er Titanen in verstrengelde worsteling een gevecht op leven en dood voerden. Want je moest altijd wachten voor je door de braamstruiken slipte tot de wedstrijd een aanvang had genomen. Dan hadden ook de bewakers alleen nog maar oog voor de bal. Als je dan uiteindelijk om het veld zat, zo dichtbij dat je de kalk van de zijlijn kon raken, zag je hoe angstaanjagend groot de voetballers waren. Ze leken wel eens zo fors als tegenwoordig. Onbehouwen brokken doelgericht geweld. Hun massieve, met varkenshaar bevlochten dijen waren zo volumineus dat je gemakkelijk uit zo`n vlezige bleekroze bovenbeen een vrouwentors had kunnen kneden. En niet eens een schrale. Je voelde soms de hitte van de niets en niemand ontziende drift van de zwoegende bezwete vleeskolossen langs je strijken, want omdat er nog lang geen betaald voetbal was hoefden ze niet bang te zijn om elkaar brodeloos te schoppen. Je hoorde en zag hun kloten klotsen, zoals we tegen elkaar zeiden.

In de pauze waaide er een zoete geur van gevulde koeken en nougablokken over het veld want in de tribune was een kleine kantine waar je versnaperingen kon kopen. We schooierden wat rond en luisterden naar het woeste gelach dat soms uit het kleedhonk opklonk en naar de onbehouwen stemmen, meestal in Leids dialect, die toch je heldenverering niet ondermijnden omdat die zo onvoorwaardelijk was.Als de tweede helft begon gingen we achter het doel van de keeper van A.S.C. zitten, want hun keeper Jacquet was het bewonderde middelpunt van een hele schaar jongens. Het was een forse bonkige man die ondanks zijn weinig lichtvoetige postuur de sprongkracht had van een frêle ballerina. Met gestrekte arm en gebalde vuist kon hij naar de kruising zweven en de bal over de bovenlat stompen wat hem keer op keer een daverend applaus opleverde. Als twee druppels water moet hij op Rinus Michels als voetballer hebben geleken, want iedere keer als ik die Amsterdamse pummelstem over de radio hoor zeggen: `Dat ziet er goed uit allemaal`, zie ik het gezicht van Jacquet voor me zoals hij keek als hij weer een wonderbaarlijke redding had verricht en het stuggeranselde leer even tegen zijn zwarte trui knuffelde die een hoge boord had en van onderen met donkergroen was afgezoomd. Wat ik het scherpst van hem heb onthouden zijn zijn knieën na de wedstrijd. Roodgeschaafd van het onverschrokken duiken over het harde korte gras naar de aanstormende bal met begeleider, met groene en modderige plekken erop van zijn biotoop in de doelmond. Als ik van die structuur een schilderij zou maken van drie bij drie meter weet ik zeker dat de paar vrienden die ik nog ken uit die tijd, verrast zouden zeggen: `Heb je de knieën van Jacquet geschilderd?`Toen de mobilisatie in 1939 afgekondigd werd, werd onze bewondering nog groter, want toen verscheen hij in sergeantsuniform, met getailleerde soldatenjas losjes over zijn schouders en met zijn kepe branieachtig schuin op zijn grove dertigerjaren voetballershoofd omringd door en groepje bewonderaars alsof hij een aria in een operette ging zingen. Der Torwart und der Krieg. Ik ben wel een keer weggeslopen achter zijn doel vandaan om door een kier van de deur van het kleedhok te gluren om te zien waar hij die kepie had opgeborgen. Hij stond op een tafeltje precies in het midden van zijn zorgzaam opgevouwen uniform als een altaartje tussen de slordig over de banken verspreide kleren van de andere voetballers. Zelfs in het schemerige licht van dat miezerige interieurtje glom de kokarde alsof er een straal zonlicht op viel.Toen de oorlog uitbrak verdween Jacquet. Ik weet niet of hij als militair ergens ingezet is, maar als dat het geval geweest is moet het bij Kornwerderzand geweest zijn, omdat daar, aan het begin van de Afsluitdijk, ondanks verwoede aanvallen van de fascistische legerscharen, de Duitsers er niet doorgekomen zijn. No pasaran. Net als bij het verdedigen van zijn doel. In mijn jongensfantasie zag ik hem temidden van zijn kameraden in de loopgraven met duivelse snelheid de ene handgranaat na de andere wegstompen.




Ook werkte hij, met 1 gedicht, mee aan:




Elf gedichten voor Piet Keizer, Hommage aan Piet Keizer, samengesteld door Theun de Winter werd in opdracht van de Ervan Thomas Rap te Amsterdam en ter gelegenheid van de jaarwisseling 1973/1974 aangeboden. Elf dichters en dichteressen, verrichten belangeloos hun werk, evenals de grafisch vormgever en de fotografe, 44 p., eerste druk 1973, paperback

Dat hij een grote fan van Piet Keizer was bleek uit de aflevering van zomergasten waar hij bij Peter van Ingen aan tafel zat.

Wolkers kwam op x-moment op de avond aan bij "zijn helden". Eén van zijn helden was Ajaxied Piet Keizer met zijn onnavolgbare kap- en schaarbewegingen. Een Ajaxfragment werd uigezonden en de stem van Jan Wolkers, met al enige glazen champagne achter de kiezen, kwam tussen door. "Geweldig","geniaal" "fantatisch", "onnavolgbaar" "Moet je toch eens kijken" "Johnny Rep heeft 'm zo voor het intikken". Tijdens het TV fragment hoor je Herman Kuiphof zeggen "Keizer, keizer ( steeds luitder) Keizer ... Rep, buitenspel , Rep... Doelpunt. Waarop Peter van Ingen tegen Wolkers zegt >> Maar Jan, mooi fragment dat wel, maar het was volgens Kuiphof toch echt een buitenspeldoelpunt>> waarop Jan Wolkers zijn historische punt maakte >>>> Wolkers (met slok op): Buitenspel, buitenspel !!? .......GENIALITEIT STAAT NOOIT BUITENSPEL!!

Wat Jan Wolkers van vrouwenvoetbal vond heb ik helaas niet terug kunnen vinden. Maar zijn mening zou ongetwijfeld voer voor discusssie zijn.

Geen opmerkingen: